Echtscheiding, spaarhypotheek & schenking
De regelgeving met betrekking tot een echtscheiding of het verbreken van de samenleving en de eigen woning is complex en dat blijkt ook uit onderstaand praktijkvoorbeeld. Ik heb besloten om regelmatig een casus te delen zodat duidelijk is hoe de adviespraktijk er uitziet en waar cliënten tegen aan kunnen lopen. Ik merk dat partijen niet altijd beseffen wat de impact van de toedeling van bijvoorbeeld een spaarpolis of spaarverzekering eigen woning is op de uiteindelijke uitwerking van de hypotheek en het box 1 (hypotheekrente aftrekbaar) en box 3 (hypotheekrente niet aftrekbaar) gedeelte. Terwijl dit erg belangrijk is omdat de nieuwe lasten van belang zijn voor de berekening van de partneralimentatie.
De casus: De man en vrouw zijn getrouwd onder huwelijkse voorwaarden met koude uitsluiting (geen enkele gemeenschap) en kopen in 2010 een woning aan van € 600.000 in de eigendomsverhouding 60/40. De vrouw ontvangt een schenking van € 100.000 en brengt die in bij de aankoop van de woning. Er is een hypotheekschuld van € 200.000 voor de vrouw en € 300.000 voor de man. Daarnaast brengt de vrouw in 2013 € 50.000 in vanuit een erfenis en investeert die in de aflossing van haar eigen woningschuld bij haar ouders. De hypotheek is ingericht als onderstaand: De hypotheek bij de bank is € 400.000, waarvan € 300.000 bankspaarhypotheek en €100.000 aflosvrij. Daarnaast een hypotheek bij de ouders van de vrouw ter hoogte van €100.000. Mevrouw wil graag de woning overnemen en de vragen zijn: Wat is de eventuele over- of onderwaarde en hoe ziet de nieuwe hypotheekconstructie eruit? De huidige waarde van de woning is inmiddels € 500.000.
Onderstaand volgt de opzet van de financiering bij aankoop van de woning in 2010.
- Vrouw: Verwerving voor € 360.000 en en hypotheek van € 50.000 aflosvrij en € 150.000 Spaarhypotheek. Lening bij haar ouders van € 60.000
- Man: Verwerving voor € 240.000 en een hypotheek van € 50.000 aflosvrij en € 150.000 spaarhypotheek. Lening bij schoonouders van € 40.000
Nieuw situatie
- Vrouw: Verwerving voor € 200.000 en een huidige hypotheek van € 50.000 aflosvrij, € 150.000 Spaarhypotheek en een lening bij haar ouders van € 10.000. Vrouw heeft momenteel een fiscale overwaarde van € 90.000
- Man: heeft een hypotheek van € 240.000 en een waarde eigendom woning van € 200.000 (40% van € 500.000) en dus een fiscale onderwaarde van € 40.000
Het is niet relevant voor de ‘verdeling’ of de lening loopt bij de bank of de ouders. De beleggingsleer die ingegaan is per 01-01-2012 is niet relevant bij de inbreng van de schenkingen onder uitsluitingsclausule, aangezien er geen gemeenschappelijk vermogen is. Dit zou wel van toepassing zijn als de vrouw en man in gemeenschap van goederen getrouwd waren geweest en een vermogen met uitsluitingsclausule ingebracht zou worden bij de verwerving. De schenking wordt gebruikt om de lening bij de ouders van de vrouw omlaag te brengen.
Als de vrouw de woning wil overnemen kan ze de resterende 40% van de woning vrij van overdrachtsbelasting overnemen tegen een bedrag van € 200.000. Verdeling van onroerende goederen is vrijgesteld van overdrachtsbelasting indien de eigendomsverhouding binnen de grens 40%-60% ligt (artikel 15 lid g Wet BRV). Er zal bekeken moeten worden wat de mogelijkheden zijn qua financiering of inbreng van eigen geld. De man zal anders een restschuld hebben van € 40.000.
De financiering van de vrouw in de nieuwe situatie:
- € 50.000 aflosvrij – nog 24 jaar renteaftrek – overgangsrecht
- € 150.000 spaarhypotheek of aflosvrij (bij afloop spaarpolis moet deze waarde wel in mindering gebracht worden op de hypotheek) – overgangsrecht nog 24 jaar renteaftrek
- € 200.000 annuïtair of lineair aflossen in maximaal 30 jaar tijd
- € 40.000 nieuw recht, aftrekbaar tot 01-01-2040 [1]
- € 160.000, aftrekbaar 30 jaar vanaf levering / passeren akte van verdeling
Aandachtspunten:
– Ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid en overname schuld: Als de vrouw de hele financiering overneemt, zal € 40.000 van de nieuwe lening niet aftrekbaar zijn in box 1 maar in box 3 vallen.
– Toedeling polis: Als de hele waarde van de polis aan mevrouw toebedeeld worden (in dit geval € 40.000) zou een gedeelte van de hypotheek in box 3 kunnen vallen. Zij wil in dit geval namelijk maar met 50% van de waarde verder i.v.m. het bereiken van de maximale vrijstelling. Hierdoor is zij verplicht om 50% van de waarde van de polis in mindering te brengen op de hypotheek. Let op: deze eis geldt aan het eind van de looptijd. Op het moment dat ze bijvoorbeeld een nieuwe partner heeft die nog geen vrijstelling heeft gebruikt zijn er weer andere mogelijkheden.
– Afkoop toebedeelde SEW of KEW: afkopen kan, onder gebruikmaking van het besluit vervallen tijdsklemmen (relatiebeëindiging). Uiteraard kan ze ook afkopen en afrekenen over het interestbestanddeel, indien aanwezig zodat ze waarde van afkoop op haar spaarrekening kan zetten zonder de hypotheek af te lossen. Bij gebruikmaking van het besluit is de voorwaarde dat met de afkoopsom de eigenwoningschuld zoveel mogelijk wordt afgelost.
– Nieuwe hypotheek voor partner die uit woning vertrekt: Als de spaarrekening eigen woning eerst aan de vrouw wordt toebedeeld en daarna wordt afgekocht onder gebruikmaking van het besluit vervallen tijdsklemmen/een vrijstelling, dan kort de uitkering volledig haar eigenwoningschuld onder het overgangsrecht in. Het is dan fiscaal ook niet handig om de spaarrekening eigen woning eerst over te nemen en daarna af te kopen. In dat geval kan de man beter zijn eigen deel afkopen en daarmee zijn schuld aflossen of zelf besluiten toch met de spaarrekening door te gaan en te koppelen aan een nieuwe hypotheek.
– Boetevrij aflossen hypotheek: Eventueel is het ook mogelijk om de spaarhypotheek tot uitkering te laten brengen in het kader van echtscheiding en met de waarde de hypotheek omlaag te brengen. Ieder heeft recht op 50% van de waarde van de gekoppelde spaarpolis. Mocht het voor de vrouw financieel mogelijk zijn is het gunstiger om de spaarhypotheek te behouden. Mede vanwege de gunstige vorm van kapitaal opbouw in box 1 bij de huidige hypotheekrente van de bank. Dit zorgt vaak wel voor hogere lasten.
– Boete bij afkoop rente: Bij verkoop van de woning is de boete bij afkoop van het rentecontract niet verschuldigd. Als de vrouw de woning overneemt na de scheiding, dan kan het zijn dat zij te maken krijgt met boeterente. Dit zal nagevraagd moeten worden bij de bank. Als de vrouw de woning overneemt, dan is deze boete voor haar. De man hoeft hieraan niet mee te betalen. Immers zou deze boeterente ook niet betaald hoeven worden als de woning zou worden verkocht. Uit de op te maken echtscheidingsstukken (echtscheidingsconvenant) zal blijken wie van beiden de boete zal moeten betalen.
– Overgangsrecht hypotheek: Voor de huidige hypotheekschulden geldt het overgangsrecht. (Artikel 10 bis1 lid 1 Wet IB). Op 1 januari 2013 is de wetgeving met betrekking tot aflosvrije leningen gewijzigd. De hypotheek die er al was op 31 december 2012 wordt gerespecteerd. De nieuwe regels gelden dan niet en de vrouw zou de huidige hypotheekvorm kunnen behouden. De vrouw krijgt te maken met de nieuwe regels als ze een aanvullende hypotheek nodig heeft. Dit geldt overigens ook voor de man. Voor de aanvullende hypotheek geldt dat deze binnen 360 maanden (30 jaar) geheel en minimaal annuïtair afgelost moet worden om in aanmerking te komen voor hypotheekrenteaftrek. Dit betekent dat de vrouw voor deze lening kan kiezen tussen een annuïteitenhypotheek en een lineaire hypotheek. Voor de bestaande hypotheek blijven de huidige regels gelden. De vrouw kan deze hypotheekvorm behouden en is niet verplicht om bij dezelfde geldverstrekker te blijven.
– Berekening partneralimentatie: We hebben besproken wat de vrouw maximaal zou kunnen lenen op basis van haar inkomen. Dit betekent dus dat er pas concreet doorgerekend kan worden wat de mogelijkheden zijn als bekend is of er ook partneralimentatie verkregen wordt en wat het bedrag hiervan is. De partneralimentatie mag in sommige gevallen meegenomen worden bij de bruto-inkomsten ten behoeve van verkrijging hypotheek mits dit bedrag minimaal 10 jaar in stand blijft. De partneralimentatie kon in dit geval alvast door de advocaat berekend worden op basis van het huidige inkomen en daarbij uitgaan van de maximale woonlasten die mogelijk zijn in de berekening conform de Tremanormen. De vrouw zal namelijk maximaal financieren in de nieuwe situatie.
– Financieringsmogelijkheden en toetsing: De vrouw heeft aangegeven dat er ook mogelijkheden zouden kunnen zijn dat zij bij haar ouders kan lenen of dat zij een schenking verstrekken. Op het moment dat de vrouw bij haar ouders een bedrag leent betekent dit niet dat er volgens de normen meer geleend kan worden bij de bank of andere financiële instelling. De financieringsnormen zijn gelijk. Ook al wordt er gebruik gemaakt van het bekende kasrondje. Betaling rente en vervolgens terugontvangen van jaarlijkse schenkingen.
Conclusie:
Laat de cliënten in dit soort situaties eerst met een goede financieel planner praten om te bekijken welke keuzes ze gaan maken met betrekking tot hun toekomstige woonsituatie. Het is van belang dat cliënten beseffen wat de uitwerking is van hun te maken afspraken. Anders komen ze achteraf voor vervelende verassingen te staan. De cliënt moet na een goed advies terecht kunnen bij elke bank of tussenpersoon. Een financieel planner als schakel in het proces van scheiding tussen advocaat mediator, of financiële instelling is een aanbeveling bij de huidige ingewikkelde wet- en regelgeving. Mochten er naar aanleiding van dit blog vragen zijn over een individuele situatie of de mogelijkheden voor ondersteuning als professional in het echtscheidingsproces, aarzel dan niet om contact met mij op te nemen.
Suzanne de Moor FFP RFEA
Financieel Echtscheidings Planner bij More Advice
06-28418123
[1] Voor schulden die in het verleden onder overgangsrecht hebben gelopen of waarvoor tussen 2001 en 2013 aftrek is genoten, moet rekening worden gehouden met de in die aftrek genoten periode. De 30-jaarstermijn loopt daarbij door, tenzij de lening volledig wordt afgelost. Aangezien er sprake is van een gedeeltelijke aflossing loopt de 30-jarentermijn door en is voor dit deel aftrek tot 2040 (artikel 3.119a lid 6 onderdeel e jo. Artikel 3.119a lid 7 jo. Artikel 10bis.10 lid 1 Wet IB 2001)